‘Niet bouwen is een betere daad dan wel bouwen’
Hij zit gemakkelijk op zijn praatstoel en heeft op tal van terreinen een uitgesproken mening. Natuurlijk geeft Francesco Veenstra - dat is zijn specifieke taak - gevraagd en ongevraagd richting aan het debat in de bouw. Maar net als zijn voorganger als Rijksbouwmeester, Floris Alkemade, koppelt hij realisme aan de overspannen verwachtingen die we met z’n allen hebben over de bouwproductie van de komende decennia.
Het woningtekort op korte termijn oplossen is een utopie, rekent Veenstra voor. Je mag jaarlijks hopen op een productie van 75.000 nieuwe woningen, maar met een tekort van zeker 300.000 objecten ben je meteen al vijf tot zeven jaar verder en heb je het niet eens gehad over alle ontwikkel- en vergunningprocedures.
“Ik geloof ook niet in dit soort overhaaste beslissingen”, begint Veenstra, “en dat is wel de urgentie die nu wordt gewekt. We moeten met een betere vooruitziende blik gaan plannen, goed afgestemd op de vragen, behoeften en veranderingen in de maatschappij. En ook beter afgestemd op de geldende economische principes.”
Het woningtekort los je dus niet ‘eventjes’ op, zeker niet in het historisch perspectief dat Veenstra schetst. “Het woningtekort is helemaal niet van nu. Al in 16de en 17de eeuw zag je een enorm woningtekort in de binnenstad van Amsterdam. Dat is de periode waarin de uitleglocaties rond de grachtengordel zijn gerealiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog leefde Nederland eigenlijk permanent in een situatie van woningtekort. Het is van alle tijden en ook het huidige woningtekort zal er gewoon blijven.”
Samenwerking
De bouw kreeg daarnaast ook nog met verschillende crises te maken, zoals de bankencrisis, de stikstof- en PFAS-discussie en de coronapandemie. Daardoor is het volgens Veenstra voor de bouw erg lastig om in een constante workflow op langere termijn gebouwen en met name woningen te realiseren. “De koppeling tussen investerend vermogen en de vraag naar woningen is op die manier nog steeds heel erg financieel gedreven. De agenda die nu wordt gevraagd moet daarom veel duurzamer worden opgezet door het Rijk, de lokale overheden en ook de marktpartijen. Dat vraagt om een duurzame samenwerkingsrelatie die over een periode van zeker dertig jaar gaat. Daarbij moeten we een veel betere voorspelling maken van de trends in de woningmarkt en de samenleving. Dat vraagt om een veel intelligentere aanpak van datgene wat we in de hele maatschappij doen.”
Het is precies het punt waar die maatschappij kijkt naar de visie van de Rijksbouwmeester, die veranderende behoeftes ziet in bijvoorbeeld de gezinssamenstelling van huishoudens (minder personen), de veranderende bedrijvigheid op het gebied van productie en distributie of de komst en huisvesting van arbeidsmigranten. Als er dan ook nog sprake is van groei van de Nederlandse bevolking is het bestaande plan voor één miljoen woningen niet toereikend. “Nee”, stelt Veenstra, “we moeten een plan hebben voor veel meer dan dat en strategisch gaan nadenken over waar die woningen moeten terechtkomen. Nu laten we al die woningen voor 85% landen in de Randstad. Laten we echter een economisch klimaat ontwikkelen voor heel Nederland. En niet meer spreken over uithoeken als Groningen, Zeeland en Limburg. Die moet je niet zien als krimpregio’s, maar kansregio’s. Dat zijn plekken waar je heel veel ‘kwalitatief wonen’ kunt realiseren, maar dan moeten de bereikbaarheid en het vestigingsklimaat wel op orde zijn.”
Senioren
Een ander belangrijk scenario van Veenstra richt zich op de doorstroming op de woningmarkt. “Dan voer je de discussie over het bouwen voor bepaalde doelgroepen. Neem de enorme toename van het aantal ouderen. Zij wonen vaak in gezinswoningen, maar er zijn heel veel voorbeelden van ouderen die graag naar een kleinere, gelijkvloerse woning willen verhuizen. Projectontwikkelaars zijn nu echter geneigd om voor bijvoorbeeld studenten en starters kleine woonunits te bouwen. Je kunt dan in relatief korte tijd een hoog volume bouwen voor een betaalbaar bedrag. Voor investeerders en beleggers is dat een groeimarkt, maar ik denk dat senioren ook een groeimarkt gaan vormen. En die nemen vaak ook nog vermogen mee. Toch zie je dat de ontwikkelingen op dat terrein enorm achterlopen.”
Veenstra pleit daarom, net als zijn voorganger, voor het bouwen voor ouderen. Met specifieke seniorenwoningen waar leeftijdsgenoten in de buurt wonen en dichtbij voorzieningen als de supermarkt, bakker en zorg. De ouderen verlaten dan hun gezinswoningen, waardoor die vrijkomen en er op de huizenmarkt een doorstroming ontstaat die ook aan de ‘onderkant’ ruimte biedt aan starters en jongeren. “Uit inventarisaties blijkt dat hier een enorm potentieel ligt, zodat er een soort ‘wooncarrièrekettingreactie’ op gang komt. Het is per definitie een gezamenlijk opgave, dus alle partijen moeten daaraan bijdragen. Ontwikkelaars zien daar misschien niet meteen een verdienmodel in, dus zijn het corporaties en vooral gemeenten die deze stimulansen moeten bieden.”
Als deze bouwstroom op gang komt, is er ook minder behoefte aan nieuwe gezinswoningen, aldus Veenstra. “Ik verwacht dat die markt kleiner wordt en je daarmee de discussie over bouwen in het groen kunt wegnemen en ontzenuwen. Bouwen in het groen, gezinswoningen en Vinex-achtige uitleglocaties zie ik niet als een oplossing voor het huidige woningbouwprobleem.”
Binnenstedelijk
De bouw van seniorenwoningen voorziet Veenstra in stedelijke gebieden of in ieder geval in gebieden, plekken of buurten waar de noodzakelijke voorzieningen al aanwezig zijn. “De capaciteit om binnenstedelijk te bouwen ligt rond de miljoen woningen. De huidige vraag aan woningen tot 2030 kun je zo al binnenstedelijk realiseren. Er zijn ook genoeg locaties voor goede ouderenhuisvesting. Zij kunnen dan binnen hun buurt verhuizen en blijven wonen in hun eigen leefgemeenschap. Of die nou gekoppeld is aan de kerk of aan het verenigingsleven. Vaak wonen ze er al veertig, vijftig jaar en willen ze niet naar een andere plek toe. Als zo het eerste dominosteentje valt, zet dat een hele beweging in gang.”
“Bij die binnenstedelijke verdichting krijg je de infrastructuur cadeau, zoals het metronetwerk in Rotterdam. Je hebt ook al veel wijken en buurten met goede lokale voorzieningen, zoals winkels voor voeding of kleding. De horeca ontwikkelt zich steeds verder en maakt het ook leuker voor ouderen om naartoe te gaan. Je moet je niet alleen richten op wonen, maar vooral ook op de relatie tussen mensen onderling. Dat geldt met name voor jongeren, wellicht iets minder voor gezinnen, maar zeker ook voor ouderen. De verbinding tussen de mensen onderling bepaalt de kwaliteit van de leefomgeving.”
Corporaties
Uiteindelijk moet er op de woningmarkt een goed aanbod komen over de totale breedte van de behoefte. Woningcorporaties moeten daarbij een belangrijkere rol krijgen dan nu het geval is. “De afgelopen tien jaar daalde de woningvoorraad van de corporaties. Ik vind dat die weer moet stijgen, van een derde naar misschien wel de helft van de totale woningvoorraad. Corporaties of een vorm van corporaties hebben immers als primaire taak het wonen als grondrecht mogelijk te maken voor iedereen.”
Veenstra heeft meer taken voor de corporaties in petto. “Ze moeten op wijkniveau ook een rol spelen in het ontstaan van community’s, waarin mensen zorg hebben voor hun leefomgeving, voor de buitenruimte en voor de wijze waarop mensen met elkaar omgaan. Je ziet dat ontwikkelaars zich soms ook bezighouden met dat type gebiedsgerichte aanpak. Die laten dat echter op een gegeven moment weer los en gaan door naar het volgende project. De maatschappelijke rol die corporaties daarin hebben, en in toenemende mate ook ontwikkelaars en beleggers, juich ik van harte toe. Voor die partijen ligt er echt een sleutelrol.”
Wat betreft de bouw van seniorenwoningen sluit Veenstra de gemeenten buiten de Randstad niet uit. Daar is wel ruimte, denkt hij, en die gemeenten willen ook wel. “Volgens mij moet je dat contextgerelateerd doen. Dus je gaat niet in een dorp uitbreiden, zoals je dat in een stad doet. Daar zijn heel mooie voorbeelden van te vinden, ook al zijn die op dit moment, zeker in een bestemmingsplan, ingewikkeld om te realiseren. In het verleden was het in lintdorpen heel normaal dat je een woning bijbouwde op lange, smalle percelen. Daar gingen dan de ouders wonen. Ik ken heel veel gemeenten waar dat nu niet mogelijk is. Dat is vastgelegd in bestemmingsplannen. Hoe groot een kavel ook is, er mag maar één woonhuis op staan. Terwijl er genoeg gezinnen en families in een dorp zijn met een kavel van drieduizend vierkante meter, waar je met de beste intenties twee of drie woningen kunt neerzetten.”
“Ik heb ook het idee dat daar vanuit gemeenten weerstand tegen is, om zo te voorkomen dat ontwikkelaars die locaties kapen. Dan moet je echter andere bestemmingsplannen ontwikkelen om die intenties van families toch mogelijk te maken. Nu is er in veel dorpen te weinig aanbod van starterswoningen, waardoor jongeren daar wegtrekken. Met een veel preciezere en beter gebalanceerde invulling van de ruimtelijke ordening en van de bestemmingsplannen kun je wel tegemoetkomen aan dit soort initiatieven.”
Eigen plek verdedigen
Daar gaat de nieuwe Omgevingswet ook vast een rol in spelen, maar Veenstra wil er nog geen harde uitspraken over doen. “Ik zie bij nieuwe wetgeving vaak dat die ergens vandaan komt. Zo zet de Omgevingswet heel erg in op participatie, waardoor je samen probeert het beste te realiseren voor een bepaald gebied. In Nederland kennen we echter vooral toch het verdedigen van de eigen verworvenheden. Er is dus een grote kans dat je met participatie stuit op mensen die hun een eigen plek willen verdedigen. Dan bereik je het tegenovergestelde van wat de intentie is van die wet. Probeer daarom vanuit pilots een aantal goede en succesvolle casussen te delen, om daarmee ook de juiste spelregels mee te geven in het belang van de leefomgeving.”
“Die wetten zijn in Nederland bedoeld om excessen te voorkomen. Daar is een wereld te winnen en zeker in de gebouwde omgeving. Zodra er iets te verdienen valt en er een business case is, moet je volgens mij op je hoede zijn dat er uit een project ook maatschappelijke meerwaarde wordt gehaald. En dat financiële excessen worden voorkomen. Daarvoor is verbinding tussen alle partijen nodig. Ontwerpers, bouwers en ontwikkelaars moeten het gesprek voeren en de gemene deler vinden van wat het beste is voor ons allemaal. Dat zou vanuit het Rijk moeten komen, maar altijd in samenspel met lagere overheden. Zeker met de daadkracht en de financiële middelen die er dan zijn, kan ook echt het goede voorbeeld worden gegeven.”
Dit artikel verscheen eerder in Duurzaam Gebouwd.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
De invloed van klimaatverandering op ruimtelijk beleid
12 jun om 12:04 uurHet adviesorgaan Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) heeft het advies 'Ruimtelijke ordening in…
Provincie Noord-Holland dimt ledlampen voor klimaat, mens en dier
6 jun om 11:46 uurDe provincie Noord-Holland gaat ook het laatste deel van de straatverlichting voorzien van ledlampen. Bovendien…
Internationale Knoop XL: van ambitie naar concrete invulling mobiliteit
4 jun om 15:20 uurIn het noordelijke deel van het Eindhovense stationsgebied wordt de komende jaren maar liefst 55 hectare grond…
PBL adviseert Rijk en provincies: maak samen ruimtelijke keuzes
28 mei om 16:53 uurDoor het gebrek aan actie van Rijk en provincies is er een impasse in de sectoren wonen, natuur en landbouw.…
Update over gezondheidsrisico's door klimaatverandering
22 mei om 09:36 uurDe wereldwijde klimaatverandering heet ook in Nederland grote invloed. De gemiddelde temperatuur is de…
Het grijze gebied als 'innovation playground’ voor mobiliteit en gebiedsontwikkeling
13 mei om 14:02 uurWat je hier bracht, brengt je niet verder. Dat is de stellige overtuiging van de mensen van Future Mobility…
Klimaatrisico's in kaart voor samenwerken aan maatregelen
17 apr om 14:47 uurDe gevolgen van klimaatverandering zijn volop in het nieuws en vragen om actie. Steeds meer organisaties…
Ruimtelijk afwegingskader voor klimaatadaptieve omgeving gepubliceerd
16 apr om 13:26 uurHet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het definitieve ruimtelijk afwegingskader voor een…
Reactie toevoegen