Tot nu toe benaderen we de toepassing van groen en natuur in steden met een binnenstedelijke blik. Gek eigenlijk, vindt Harry Boeschoten van Staatsbosbeheer.
Staatsbosbeheer: 'Groene infrastructuur enorme winst voor stedelijke regio'
“Het bekijken van groene infrastructuur vanuit bredere context kan een enorme winst zijn voor stedelijke regio’s," aldus Boeschoten. Wij spraken hem in de reeks DuurzaamDoor-portretten over natuurinclusief bouwen.
- Je bent vanuit Staatsbosbeheer programmadirecteur van het programma Groene Metropool. Wat is het doel van dit programma?
“Veel gebieden die wij rond steden beheren zijn in de afgelopen vijftig jaar aangelegd om recreatietekorten op te lossen. Wij kwamen tot de conclusie dat die groene recreatiegebieden wat sleets zijn geraakt. Dat heeft te maken met de wijze waarop we recreëren: mensen zijn tegenwoordig veel meer op pad, waardoor ze buitengebieden wel aandoen, maar meer als onderdeel van hun trip in plaats van als bestemming.”
“Dus, hoe verbeteren we de recreatie- en natuurwaarde van die gebieden? Het antwoord zochten we in de vraagstukken van de stad. Dat draaide het perspectief. Je hebt het dan namelijk niet meer over natuur en recreatie, maar over sporten, bewegen, sociale ontmoeting, hittestress en gezondheid. Daardoor kom je veel meer in gesprek over de betekenis van groen voor stedelijke maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld met mensen van gezondheid, klimaat en projectontwikkelaars.”
“Wij leerden zo dat wij ons werk het beste kunnen doen als onze gebieden onderdeel zijn van de groene infrastructuur van een stad. Hoe? Breng groen naar de mensen toe, zorg voor een groennetwerk dat begint bij de voordeur of achtertuin en dat via stadsparken, volkstuinen en waterlopen is verbonden met het groen buiten de stad, waardoor inwoners hun dagelijkse verplaatsingen binnen die groene aders kunnen doen. Zo’n netwerk draagt bij aan woongenot, gezondheid en de klimaatbestendigheid. Je kunt het beschouwen als de groene nutsvoorziening voor de stad waar we inwoners op aan willen sluiten. Dat is onze visie in een notendop.”
- Hoe ziet dit gedachtegoed er in de praktijk uit?
“Er is veel laaghangend fruit, zoals mussendakpannen. Dat zijn dingen die eigenlijk in elk bouwwerk vanzelfsprekend moeten zijn. De Boeri-gebouwen, zoals Wonderwoods in Utrecht, zijn in dat opzicht uitdagend in de manier waarop ze worden vergroend, maar als je ze in een omgeving plaatst waar ze niet aansluiten op de lokale natuur, dan is het niets meer dan een symbool. Wij willen dus niet denken in groene plekken of gebouwen, maar in groene systemen en netwerken.”
“Dat betekent dat je in een veel eerder stadium moet gaan nadenken over wat er in die groene omgeving gebeurt en dat je daar jouw gebouw of project in plaatst, in plaats van dat groen als restruimte overblijft. Een los parkje is best interessant, maar als de weg ernaartoe vreselijk is, dan verliest het zijn waarde. Idealiter wil je al vanaf je voordeur een aantrekkelijke tocht hebben. Dat vraagt van ons dat we buiten de grenzen van ons eigen domein moeten kijken. Dat is vrij nieuw voor ons, gezien we van nature een beheerder van gebieden zijn, maar dat maakt het des te interessanter.”
- Wat zijn de grootste kansen voor natuurinclusief bouwen, zowel bij Staatsbosbeheer als erbuiten?
“Wat heel wezenlijk is, is dat er van meet af aan over groen wordt nagedacht binnen een project, dat het niet wordt beschouwd als iets wat erbij komt. Dat betekent ook dat je groen in een bredere en ruimtelijke context moet gaan zien, samen met de opdrachtgever. Een voorbeeld: de gebiedsontwikkeling van Binckhorst grenst aan het oosten van Den Haag Centraal, en ten westen ervan ligt een bos dat Staatsbosbeheer beheert. Stel je trekt dat door tot aan de kust, dan kun je een plan voor de hele omgeving maken.”
“We vinden het vanzelfsprekend dat je mobiliteit in grotere context bekijkt, het zou immers belachelijk zijn om dat te laten eindigen bij de projectgrens, maar zo denken we nog niet na over groene infrastructuur. Dat kan een enorme winst voor stedelijke regio’s zijn. Hoe eerder je op breder schaalniveau duidelijk hebt wat je met een gebied wil, hoe duurzamer en toegankelijker je de deelprojecten daarin kunt maken.”
- Een mooie ambitie, maar wie kan dit idee verwezenlijken?
“Stedenbouwers, zoals Erik Pasveer van gemeente Den Haag (met wie DuurzaamDoor eerder dit jaar sprak, red.), zijn hier interessante spelers in. Zij denken van nature al na over deze vragen en hebben verschillende schaalniveaus in beeld. Als je een driehoek weet te maken met de overheidskant, de projectontwikkelaars en beheer, dan heb je haast een garantie van kwaliteit.”
“Ik merk ook dat de ontvankelijkheid van bouwende en ontwerpende partijen groot is om over natuurinclusief na te denken. Het heeft mij persoonlijk erg geholpen om mijzelf te verplaatsen in de doelen van anderen. Als je niet begint met elkaar te leren verstaan, dan blijf je denken vanuit je eigen visie en dogma’s. Uiteindelijk is het een kwestie van mensen vinden die de moeite willen doen om met je in gesprek te gaan. Die vind je op LinkedIn, bij rondetafelgesprekken of bijeenkomsten. En ja, soms moet je ver van huis zoeken om uit je eigen parochie te komen.”
- De ecoloog schuift ook steeds vaker aan bij het gesprek. Hoe kijk je tegen hun rol aan?
“Ecologen zijn hele belangrijke verbindingsofficieren. Je hoeft hen niets meer te vertellen; natuur is hun dagelijkse leven. Als zij bijvoorbeeld bij een ontwikkelaar werken, snappen ze het vraagstuk vanuit beide werelden. Dat is geweldig! Door hen kun je een continuüm creëren: wij brengen onze visie vanuit natuur en recreatie en zij faciliteren de overgang vanuit de ontwikkelingskant.”
- Zou je de beheerder dezelfde rol toebedelen, als verbindingsofficier?
“Zeker. Beheer wordt als lastig beschouwd, het wordt slecht begroot of niet meegenomen in de planopzet. Vaak blijkt pas na realisatie van een mooi project dat beheer best duur is, dan schrikt men en is er geen geld meer. Wat mij betreft zijn daar twee strategieën voor: zet beheer gewoon op de begroting, dan borg je de financiering, of kapitaliseer de beheerlast door hem onderdeel te maken van de investering. In het laatste geval kun je een stevigere garantie bieden van jaarlijks beheer, in plaats van elk jaar afhankelijk te zijn van een begroting waarop bezuinigd wordt.”
“Het is sowieso heel wezenlijk om van meet af aan beheerders te betrekken. Dat bepaalt ook je richting. Bovendien combineert het beheercomponent goed met natuurbeheer en -inrichting en qua proces kost het niet meer tijd. Als het product er ook nog eens beter van wordt, ben je spekkoper.”
- De noodzaak om natuurinclusief te bouwen begint steeds meer te leven onder verschillende partijen. Wat is volgens jou de reden daarvoor?
“De toename in belangstelling voor natuurinclusief bouwen is een logisch gevolg van het nadenken over biodiversiteit en klimaatverandering. Ik denk dat iedereen bezorgd is over wat er aan de hand is in de wereld. Denk bijvoorbeeld aan de enorme toename van de eikenprocessierups; dat is een gevolg van klimaatverandering. We worden op een onaangename manier geconfronteerd met de invloed die wij hebben. De druk op biodiversiteit maakt dat er meer aandacht is voor het belang van stadsnatuur en hoe we daar rekening mee kunnen houden in de manier waarop we in de stad bouwen en groen beheren. Natuurinclusief bouwen is overigens niet alleen goed voor de biodiversiteit maar zorgt ook voor levendige, kleurrijke stad.”
- Met welke partijen wil jij een samenwerking aangaan, of je samenwerking mee verbeteren, om de transitie naar natuurinclusief bouwen te versnellen?
“De bouw- en ontwikkelsector, die is binnen de stedelijke vernieuwing de belangrijkste drager van onze visie. Daarnaast is de klimaatwereld interessant. Na de extreme droogte van vorige zomer, gevolgd door grote buien die alles blank zetten, is overduidelijk dat er ruimtelijke dynamiek – dus groene componenten – nodig zijn om de weersverandering op te vangen.”
“Een derde pijler is gezondheid, zoals bewegen, sport en preventieve zorg. Er moeten leefomgeving aangelegd worden die gezond gedrag stimuleren, maar de aandacht vanuit Volksgezondheid is nog te veel gericht op curatieve zorg. Stel je voor dat een promille van de jaarlijkse zorglast te dekken in een groene leefomgeving, dan ben je echt spekkoper. Want als we straks allemaal honderd jaar oud worden, moet je maar hopen dat je niet vanaf je zeventigste al zorg nodig hebt. Wat betekent dat voor de leefomgeving? Dat gaat een enorme rol spelen waar we ook de zorgverzekeraars bij moeten betrekken.”
- Wat zijn, in dat opzicht, de grootste bottlenecks voor natuurinclusief?
“Eigenlijk niets. Als ik naar de ontwikkelingen kijk, ben ik hoopvol gestemd. In de Omgevingsvisies zie je dat groen en stedelijke ontwikkeling steeds steviger worden geagendeerd en er is bereidheid bij de sector om erover na te denken. Alle lichten staan op groen. Ik denk dat het nu afhangt van organisatie, niet van kennis. De vraag ‘gaan we het echt doen?’ moet nu beantwoord worden door opdrachtgevers, projectontwikkelaars en bouwers.”
- Is er een concrete actie te benoemen die natuurinclusief bouwen neerzet als de nieuwe gang van zaken? Of beter gezegd: wat kan leiden tot een doorbraak?
“Ik denk dat we een basis nodig hebben voor natuurinclusief bouwen, dat het gemeengoed wordt in elk project en gebouw. Dat is het allerlaagst hangende fruit. Natuurlijk kun je een bredere visie die van omgeving naar stad naar streek gaat niet vangen in wetten en regels, dat moet je misschien ook niet willen. Maar ik vind het een hoopvolle beweging dat er in Zuid Holland wordt gekeken naar het formuleren van uitgangspunten voor klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen, waarmee je bij een aanbesteding kunt aangeven: dit zijn de criteria. Dat komt overeen met een puntensysteem, waarmee Den Haag bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid neemt om de ontwikkeling handen en voeten te geven. Zo’n systeem levert een objectieve criteriaschets op die voor alle partijen gelijk zijn. Dat kan het vak echt gaan helpen.”
- De participatietafel Biodiversiteit (met o.a. DuurzaamDoor, IVN, WUR, Heijmans, Provincie Noord-Holland) heeft het afgelopen jaar een aantal acties ondernomen om de transitie te versnellen, met onder andere een prijsvraag voor opdrachtgeverschap, een Community of Practice en een nationaal debat in de RAI. Wat is volgens jou het belang van dergelijke activiteiten, gezien de huidige fase van de transitie?
“Je begint met voor jezelf helder te krijgen wat je in de aanbieding hebt en wat je aan de ander wil vragen. Dan is de organisatie door DuurzaamDoor van zulke tafels en bijeenkomsten erg goed. Voor mij is vooral belangrijk om niet alleen met mensen uit de groene wereld te zitten, dan praat je alleen over wat je al weet. Bijeenkomsten zoals de Provada, waar mensen je aankijken alsof ze zeggen: ‘Wat kom jij hier doen?’ Als vreemde eend in de bijt word je bijna overal met verrassing ontvangen, maar ook met enthousiasme.”
- Hoe kwalificeert jouw eigen woonomgeving op het gebied van natuurinclusief?
“Ik heb het grote voorrecht om uit te kijken op een brede sloot en ruige natuur. Samen met wat vrienden uit het dorp hebben we een club opgezet om het buitengebied te verbeteren, in sommige gevallen door letterlijk een plank over de sloot leggen of een paadje of hekje aan te leggen. Die betrokkenheid van bewoners is onwijs belangrijk. Als mensen dingen ervaren als hun gebied of paadje, neem je ze veel sneller mee in plannen. Dat is ingewikkeld, maar zo belangrijk.”
- Wat vind je een hoopvolle ontwikkeling?
“Het meest hoopvol vind ik het feit dat je in betrekkelijk korte tijd in gesprek kunt raken met mensen die willen meedenken over je visie, zodat je elkaar kunt inspireren en verrijken. Dan liggen concrete projecten en bewijsvoering voor het oprapen. Ik denk dat we daar in de komende drie tot vijf jaar hele mooie voorbeelden van gaan zien.”
Dit is het vierde interview in een serie portretten van inspirerende professionals die werken aan natuurinclusief bouwen. In deze reeks komt de hele keten van het bouwproces, van ambitie tot beheer, van natuurinclusieve bouwprojecten voorbij. De serie is een initiatief van DuurzaamDoor in samenwerking met de Participatietafel Biodiversiteit (Natuurinclusief bouwen).
In de voorgaande edities van deze reeks lees je over de visies van Mariette Broesterhuizen, architect-partner bij Common Affairs, Erik Pasveer, stadsstedenbouwer van Den Haag, en Harwil de Jonge, directeur Heijmans Vastgoed. Elk van hen heeft een inspirerende visie op natuurinclusief bouwen die aanzet tot actie.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Bomen basis van klimaatadaptieve en energievriendelijke stad
31 okt om 07:30 uurVolgens Joris Voeten vormen bomen de basis voor een natuurinclusief, klimaatadaptief en energievriendelijk…
Publicatie: De Natuur van onze Steden
16 okt om 12:19 uurWetenschapper Nadina Galle publiceert een hoopvol boek dat technologie en natuur samenbrengt om onze grootste…
Realistische integrale groennorm onderwerp van debat Tweede Kamer
10 sep om 12:30 uurVeel organisaties en belanghebbenden uit de bouwsector doen een oproep aan de politiek om een realistische…
8 lessen voor meer natuur in de stad
4 sep om 07:30 uurIn de recente KAN Café-bijeenkomst besprak ecoloog Robbert Snep van Wageningen Universiteit & Research…
Inspiratiemagazine over natuurinclusieve leefomgeving verschenen
30 jul om 10:24 uurOnlangs verscheen het nieuwe Inspiratiemagazine over de natuurinclusieve leefomgeving. Het magazine, met het…
Ondernemers Zwols bedrijventerrein werken samen aan vergroenen pand en omgeving
18 jul om 08:00 uurBedrijventerrein Voorst in Zwolle is de afgelopen flink vergroend. Ondernemers staken zelf de handen uit de…
Wetenschappers: Verbind klimaat en biodiversiteit
25 jun om 09:34 uurWetenschappers en beleidsmakers bezien klimaat en biodiversiteit nu nog vaak onafhankelijk van elkaar. Dat moet…
Handreiking Groen in en om de Stad
5 jun om 08:00 uurOm provincies en gemeenten te helpen bij het verder vergroenen van steden hebben de ministeries van BZK en van…
Reactie toevoegen