Een slimme stad is ook toegankelijk en inclusief. En om daar te komen is er nog veel werk aan de winkel, bleek tijdens de Smart City ontbijtsessie van de Slinger in Utrecht.
Een smart city moet een goede plek zijn om te wonen, met de best mogelijke levenskwaliteit en met een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen. Voor mensen met een beperking is dat lang niet vanzelfsprekend. Onder leiding van dagvoorzitter Wietse Walinga (oprichter Duurzaam Gebouwd) kregen de deelnemers van de ontbijtsessie een inkijkje in de uitdagingen die iemand met een beperking dagelijks ondervindt én wat er al wordt gedaan om de fysieke leefomgeving inclusief te maken.
De gemiddelde man is 41 jaar en een kilo of drie te zwaar. Niemand in de zaal had die kenmerken, wat aangeeft dat er eigenlijk niet zo veel gemiddelde mensen bestaan. Toch wordt deze gemiddelde mens wel als uitgangspunt genomen bij het ontwerp en de inrichting van de fysieke leefomgeving. Met de ratificatie van het VN-Verdrag voor de rechten van de mens als aanjager worden er steeds meer maatregelen genomen om de leefomgeving voor iedereen zodanig in te richten dat zo veel mogelijk mensen er zelfstandig kunnen functioneren.
Hart voor de zaak
Theater- en programmamaker Marc de Hond vertelde vanuit zijn eigen ervaring als rolstoelgebruiker enkele anekdotes waar hij in het dagelijks leven mee te maken krijgt. Van het ontbreken van een gangpadrolstoel in het vliegtuig om mee naar het toilet te kunnen tot discriminatie bij het boeken van een vakantiehuisje. Schrijnende voorbeelden die helaas nog aan de orde van de dag zijn.
Goede voorbeelden zijn er gelukkig ook, hoewel het in de ogen van De Hond wel verrekte lang duurt voordat sommige maatregelen zijn doorgevoerd. Marthe Vlaskamp van NS houdt zich als programmamanager toegankelijkheid bezig met het toegankelijk maken van onder meer treinen en reisinformatie. “Waar begin je bij zo’n breed onderwerp als toegankelijkheid”, vroeg ze zich af toen ze zelf aan de slag ging met deze klus. “Ik geloof dat je een externe prikkel nodig hebt, maar ook intern iemand met hart voor de zaak. Bovendien is het bij een groot bedrijf als NS handig om een structuur en visie te ontwikkelen.” De visie van NS bestaat uit vijf punten, waaraan alle maatregelen worden getoetst. Een van de punten is dat je realistisch en stap voor stap te werk moet gaan, niet alles kan meteen. Zo zijn alle sprinters vanaf 2024 volledig toegankelijk, maar geldt dat pas vanaf 2027 voor alle intercity’s. “Het is een lange weg en bovendien hebben we te maken met een erfenis uit het verleden.
Verlagen perrons
Bram ’t Mannetje werkt voor ProRail aan de toegankelijkheid van alle stations in Nederland, in nauwe samenwerking met NS, maar ook met alle andere vervoerders. Een van de grootste klussen is het verlagen van perrons, om een gelijkvloerse instap mogelijk te maken. Marc de Hond was met name verbaasd over het feit dat er überhaupt hoogteverschil is tussen de trein en het perron. “In landen om ons heen is dat al heel lang zo. Waarom moet dat in Nederland zo lang duren!”
In de paneldiscussie die volgde op de presentaties werden ook de kansen en mogelijkheden voor Utrechtse ondernemers besproken. De suggestie van Marc de Hond zou bijvoorbeeld zijn om als kroegen aan een plein samen één toegankelijk toilet te realiseren. “Niet elke zaak is geschikt om een zo’n toilet te bouwen, maar één moet toch kunnen.” Ineke de Waal-Kreijbolder van de gemeente Utrecht wees op de app Hoge Nood, die alle openbare toiletten in de stad laat zien, met daarbij ook informatie over de toegankelijkheid.
Ontwerpprobleem
Tim in ’t Veld van Blind Mobility is van mening dat een toegankelijkheidsprobleem vooral een ontwerpprobleem is en dat er dus al vanaf het begin van een project moet worden nagedacht over toegankelijkheid. Tegelijkertijd moet je compromissen sluiten als blijkt dat maatregelen naar verhouding veel te duur of onhaalbaar zijn.
Reactie toevoegen