Het is lente. De tijd om lekker tot laat in de avond naar buiten te gaan. Althans, dat is wat mannen denken. Voor vrouwen is die buitenruimte lang niet altijd zo uitnodigend en soms zelfs ronduit bedreigend, zo blijkt uit onderzoek van Hogeschool Inholland, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de TU Delft. De onderzoekers geven daarbij aan hoe straten en pleinen wat vrouwvriendelijker kunnen worden ingericht. Eén principe mag daar volgens Krista Schram, associate lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid, niet ontbreken: “Betrek jonge meiden bij het ontwerp van de buitenruimte.”
Meer veiligheid voor vrouwen in de openbare ruimte
Als man ga je er vaak schouderophalend aan voorbij: de wat ongure pleinen, donkere stegen en verlaten parken. Maar voor veel jonge meiden zijn dit plekken waar ze liever met een grote boog omheen lopen. Vreemd eigenlijk, want de openbare ruimte zou toch toegankelijk moeten zijn voor iedereen. “Uit eerder onderzoek blijkt al dat meisjes en jonge vrouwen zich op veel plekken in Rotterdam onveilig voelen”, zegt Krista.
Onderzoek voor én door meiden
De Kenniswerkplaats Leefbare Wijken, een samenwerking tussen de gemeente Rotterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam, gaf opdracht te onderzoeken hoe meiden de publieke ruimte gebruiken en beleven en welke factoren van invloed zijn op hun veiligheidsbeleving. Krista’s lectoraat pakte de opdracht op, samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam en de TU Delft. “Een belangrijke partner in het onderzoek was Chicks in the City, een stichting die meiden zelf media laat maken rond thema’s die zij belangrijk vinden. Zo betrokken we de doelgroep bij het onderzoek.
“Na een uitgebreide internationale literatuurstudie hebben we de bevindingen daaruit door Chicks in the City laten testen in de omgeving van Rotterdam Zuid”, vertelt Krista verder. “De meiden gingen als verslaggevers de straat op om andere meiden te interviewen over hun veiligheidsbeleving. Dat leverde onder meer een podcast op, die we meteen konden delen met de betrokken medewerkers van de gemeente. Zo kregen zij uit de eerste hand inzicht.”
Een van de inzichten uit het onderzoek was dat winkelcentrum Zuidplein een belangrijke plek is. “Meiden op Zuid komen daar vanwege de winkels en het ov-knooppunt. Het voelt daar voor hen onveilig, zeker in het schemerdonker als ze op de bus moeten wachten. Punt is ook dat er een ggz-instelling in de buurt is en er geregeld verwarde mannen rondlopen door wie ze worden lastig gevallen. Wat de meiden dan doen, is zich onzichtbaar en klein maken: ogen op de grond, oordopjes in.”
Ingericht voor mannen
Wat de meiden vertellen, zien en beleven is voor velen een eyeopener. “Conclusie is dat de openbare ruimte ingericht is voor mannen, niet voor vrouwen. Neem het Zuiderpark. Het is een plek om te voetballen, skaten en basketballen. Maar zoiets als een picknickveldje ligt onder de ganzenpoep. Ook de routing is onduidelijk; je ziet niet waar de uitgang is, waardoor je je onveilig kunt gaan voelen.” Dit alles heeft volgens Krista een versterkend effect. “Want door deze inrichting trekt het park voornamelijk jongens en mannen aan, waardoor je je als vrouw nog minder welkom voelt. En doordat mannen er domineren, is het een plek waar ruzies worden uitgevochten, wat maakt dat de objectieve veiligheid ook vermindert.”
Ogen op staat
Het onderzoek geeft verder een vijftal concrete ontwerpprincipes, op basis van de inzichten uit het literatuuronderzoek en de inzichten van de Rotterdamse meiden. “Wat zij willen zijn ‘ogen op straat’: een gevarieerde groep mensen die een oogje in het zeil houdt. Zo’n vanzelfsprekend toezicht krijg je bijvoorbeeld door een snackbar vlakbij het busstation te zetten. Belangrijk is verder dat de ruimte betekenisvol is en multifunctioneel gebruikt kan worden. Denk aan een plek voor én ov én winkels én iets voor kinderen, zoals een speeltuin. Ook dragen duidelijke zichtlijnen, prettige verlichting en goede toegankelijkheid bij aan het veiligheidsgevoel.” De allerbelangrijkste aanbeveling van de onderzoekers is misschien wel om meisjes en jonge vrouwen te betrekken bij de inrichting van de openbare ruimte. “Zij geven net een andere twist aan ontwerpprincipes waar je anders niet op zou komen.”
“Je veilig voelen begint bij je welkom voelen” zegt Krista. “Door met andere ogen naar de openbare ruimte te kijken en die anders in te richten dragen we daaraan bij. Met ons onderzoek bieden we echt een handelingsperspectief en het mooie is, dat het geen ingewikkelde ingrepen hoeven te zijn. Sterker nog: in de jaren zeventig zijn daar al mooie handboeken over verschenen, maar die zijn om een of andere reden van tafel gevallen. Het is aan de huidige en nieuwe generatie professionals om de interventies wél toe te passen. Bijvoorbeeld van de opleiding Integrale Veiligheidskunde. Waarbij het van belang is dat het vrouwelijke perspectief op het ontwerpen van de openbare ruimte moet worden meegenomen. En dat is een oproep voor meer vrouwelijke professionals aan de tekentafel.”